Tuinliefhebbers die houden van een groene tuin, maar een glad gazon wat saai vinden, kiezen steeds vaker voor ‘bodembedekkers’. Dat zijn planten en plantjes die samen snel een netwerk vormen van wortels en bladeren en daarmee grote oppervlakten kunnen afdekken. Ze hoeven – laten we eerlijk zijn, dat is toch een voordeel! – niet om de haverklap te worden gemaaid. Ze verhinderen de groei van onkruid, dat alleen hoeft te worden verwijderd in het voorjaar, als het sneller groeit dan de bodembedekker. Maar de rest van het seizoen heeft de tuinier er geen omkijken naar.
Bodembedekkers houden onkruid tegen doordat zonlicht de bodem eronder niet meer bereikt. Ze hebben ook het voordeel dat de bodemtemperatuur onder die plantenlaag gelijkmatig blijft, wat goed is voor de wortels van de andere tuinplanten en heesters. Ook is de waterhuishouding in de grond onder bodembedekkers vaak beter, omdat het water er niet zo snel verdampt. Je hoeft daardoor minder vaak water te geven. De meeste bodembedekkers vragen zelf vrijwel toch al weinig of geen onderhoud, afgezien van een beetje (kunst-)mest en water. Alleen sterk woekerende soorten moeten zo nu en dan wat worden ingetoomd.
Alternatieven voor gras als bodembedekker zoals Loopkamille (Chamaemelum nobile ‘Treneague’, Tijm (Thymus), Cotula squalida of Stekelnootje (Acaena novae-zelandiae) zijn wel beloopbaar, maar niet intensief. Tijm geeft door het te belopen daarbij een heerlijke geur af. Overigens komen er op bovenstaande planten volop insecten (bijen) en vlinders af. Vaste planten dragen dus – in tegenstelling tot gras – bij aan een hoge mate van biodiversiteit. Het ene leven trekt het andere leven aan.
De top vijf van de voor Nederlandse tuinen geschikte bodembedekkers:
- Ajuga reptans – Zenegroen (‘Atropurpurea’ – ‘Black Scallop’ – ‘Catlin’s Giant’ – ‘Burgundy Glow’ – ‘Braunherz’ – ‘Rosea’
- Persicaria affinis – Duizendknoop (‘Darjeeling Red’, ‘Superba’, ‘Donald Lowndes’, ‘Kabouter’)
- Fragaria vesca – Sieraardbei
- Vinca minor – Maagdenpalm (‘Atropurpurea’ – ‘Alba’ – ‘Gertrude Jekyll’ – major)
- Lamiastrum galeobdolon – Gele dovenetel